Op 23 november trok gerontologe Christel Geerts (VUB), tevens politica, aan de alarmbel. Vlaanderen kijkt tegen een tekort aan van ’22.000 rusthuisbedden’ en ‘tienduizenden zwaar zorgbehoevenden’ hebben geen plaats. Lokale steden en gemeenten ondervinden steeds meer nood aan sociale woningen en zorgwoningen. En in die behoefte voorzien is nodig in moeilijke omstandigheden, in tijden van snelle vergrijzing en van algemene bevolkingsgroei.
Er is geen ontkomen aan: zorg wordt een zaak van steden en gemeenten. In Nederland stuurt de hoogste overheid sinds 2015 aan op decentralisatie van zorg naar gemeenten. Binnen het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is het voor gemeenten mogelijk om het lokaal woonbeleid vorm te geven en voldoende aanbod te voorzien voor woonbehoeften.
Merelbeke bijvoorbeeld verving onlangs BPA Nr 1 ‘Stationswijk’ door het RUP Merelbeke-Station. De nulmeting in Merelbeke van 2007 stelde toen een sociaal woonaanbod vast van 2-18%. Raming van de woonbehoefte wordt in stedelijke gebieden beschouwd als een minimum behoefte. Het RUP bevestigt dat Merelbeke tussen 2013 en 2025 voor sociale woningen een inhaalbeweging dient te realiseren.
Cijfermatige doelstellingen voor zorgwoningen ontbreken nog. Wel stelt de nota van RUP Merelbeke Station dat de sterk groeiende groep van ouderen en oudste ouderen (80+) niet alleen zal toenemen, maar dat deze groep vragende partij is voor kleinere woningen of een aangepaste woonvorm. Kortom, reële noden, maar de toename van zulke woonvormen is nog niet uitgetekend.
Weten lokale overheden voldoende hoe zorg het best wordt aangepakt? En zijn het altijd rusthuizen en rusthuisbedden die wij nodig hebben? Welke andere vormen van zorg zijn mogelijk? Waar speelt zorg zich precies af in woon-, werk- en recreatiegebieden?
Stad Utrecht trok dit na, in een studie naar zorg binnen haar grenzen, in opdracht van IABR (Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam) en de gemeente zelf. Belgische onderzoekers, Architecture Workroom Brussels en De Smet Vermeulen architecten uit Gent, werkten eraan mee.
‘Gezonde Wijkaanpak’
Wat betekent voor Utrecht de verschuiving van zorg naar de gemeente? Dat zorg ‘vermaatschappelijkt’ of het veel meer moet hebben van sociale netwerken
Als één van de eerste steden in Nederland investeerde Utrecht in de ‘Gezonde Wijkaanpak’. Dit zet breed in op een aantal dingen: ‘meedoen, leefstijl, leefomgeving en toegankelijke zorg en ondersteuning’. Verder ook op ontmoeting en verbinding, zoals enkele plaatselijke initiatieven tonen.
Utrecht doet het goed, maar er is ruimte voor verbetering. Hoewel de stad hoog scoort op gezondheid, stelt ze nog grote ‘schommelingen, ongelijkheden en contrasten’ vast tussen wijken inzake gezondheid en levensverwachting. Deze studie bestudeerde zowel een slecht scorende als een middelmatig scorende wijk. De slecht scorende wijk bleek de hoogste zorgkosten te hebben van Nederland en te kampen met problemen zoals obesitas.
Sommige grotere uitdagingen moeten elke stad of gemeente bekend in de oren klinken. Nu al kloppen grote zorgverzekeraars In Nederland aan bij gemeenten om zorgtaken binnen te halen. Als de gezondheidseconomie in handen komt van een klein aantal grote spelers, wordt dan voldoende rekening gehouden met lokale noden en kleinschalige initiatieven? Hoe kunnen grote spelers mee worden ingeschakeld voor goede initiatieven voor burgers in een stad?
Het onderzoek keek naar de zorgspelers en naar de allocatie van de financiering. Vandaag gaat in Nederland ca. 60% naar de Zorgverzekeringswet, waarvan 50% naar tweedelijnszorg, namelijk ziektebestrijding in ziekenhuizen (30% van het totale zorgbudget). Langdurige zorg neemt 27% van het totale zorgbudget in.
Eerstelijnszorg is de zorg waarmee de burger het meest contact heeft. Hier vallen onder: thuiszorg, wijkverpleging en jeugdhulpverpleging. Wat blijkt? Eerstelijnszorg, dat gedeelte dat naar de gemeenten is toegeschoven, ontvangt slechts 11% van alle middelen uit zorgpremies en overheidsbijdragen. De studie stelde: ‘de burger staat dus een stuk minder centraal bij de verdeling van het geld’. De cijfers tonen dat de nadruk ligt op ‘CURE’ enminder op ‘CARE’.
Eerstelijnszorg is nog altijd veel goedkoper dan tweedelijnszorg. Wat als een beleid inzet op ‘CARE’ en werk maakt van zorgzaamheid, en bijvoorbeeld ook sociale vereenzaming aanpakt? Want de studie stelt dat mensen geen aandoening hoeven te hebben om zich mentaal slecht in hun vel te voelen en omgekeerd, dat mensen met een aandoening nog goed sociaal kunnen functioneren.
Een andere uitdaging is consolidatie, waar zorgverzekeraars op hameren of zorgspelers extra druk over opleggen. Het gevolg van fusies, bv ziekenhuizen en artsenpraktijken, is dat de afstand van mensen tot eerstelijnszorg groter wordt. In Utrecht vielen door bezuinigingen in de stad verzorgingstehuizen weg ‘met een goed functionerend aanbod van functies, waarvan ook de wijk profiteerde’. Hier werden genoemd: ‘buurtrestaurants, spelkamers en ontmoetingsruimten’.
Volgens de onderzoekers voorziet reguliere stadsontwikkeling niet automatisch in de nodige ruimte waar op lokaal niveau aan kwalitatieve zorg kan worden gedaan.
Investeerders, ontwikkelaars en ook steden en gemeenten brengen leegstaand vastgoed al in rekening als financiële opbrengst ten voordele van nieuwe ontwikkeling elders, zonder na te denken over maatschappelijke invulling. Daar moet hen dus worden opgewezen.
Het antwoord ligt volgens deze studie in de ontwikkeling (en het bewaken) van voldoende open en collectieve ruimten. Die zijn niet alleen goed voor de sociale interactie in wijken, maar ook voor eerstelijnszorg en voor de ontwikkeling van allerlei nieuwe lokale initiatieven en startups.
De lokale overheid kan choreograaf van coöperatieve stadsontwikkeling zijn. Diverse actoren, die vaak uiteenlopende ambities en investeringsmogelijkheden hebben, kunnen (en moeten) allemaal betrokken worden bij gebieds- en wijkontwikkeling en zorg. De stad moet partijen samenbrengen om na te denken over alternatieve ontwikkeling- en verdienmodellen. ‘Dit vereist een horizontaler speelveld tussen de markt, de overheid en de civil society’.
Gemeenten moeten streven naar een ‘atlas van woonzorgvormen, waarin nieuwe vormen, dus vormen van de toekomst, een plaats hebben’.
Het ‘verzorgingshuis uit de jaren 1970’ als zorginstelling zal worden vervangen door thuis- en mantelzorg. Daarnaast zijn ook collectieve woonvormen en collectieve ruimten nodig. Het moet niet altijd ver worden gezocht. Met kleine ingrepen zijn al grote verbeteringen mogelijk.
Eén Utrechts project is een project van collectief wonen voor mensen met dementie. Daar bedacht een kunstenaar een nachttuin, die bewoners ’s nachts vrij kunnen bezoeken. Dankzij die tuin en de toegang ertoe, ook ’s nachts, sliepen de bewoners tijdens andere nachten beter door en hoefden ze minder slaapmedicijn. Een ander project is het opknappen van de toegangen tot flats. Een zorghotel springt in het gat tussen het ziekenhuis en verpleging thuis; een ander project is een mantelzorger die zelf een logboek mag bijhouden.
Vitale coalities: gezonde verdichting in Merwede
In de Merwedekanaalzone, vlakbij de binnenstad van Utrecht en het Centraal Station, vertrekt deze studie van verdichting. In die zone hebben creatieve ondernemers en buurtorganisaties elkaar gevonden in een initiatief genaamd ‘MeerMerwede’. Zij kijken wat ze binnen deze zone kunnen doen. Het is een gebied waar woninguitbreiding is gepland: 4000 à 6000 nieuwe woningen.
Dit artikel is geschreven door Aagje van Cauwelaert